Sint Caecilia

Eikenhout; hoogte 125 cm
Nederrijns; 1e kwart 16e eeuw

Beeldbeschrijving

Cecilia draagt een palmtak, het attribuut van een martelaar, een kroon en een orgeltje. Haar ovale gezicht met de kleine, spitse kin en het hoge voorhoofd geven haar een verfijnde uitdrukking. Haar heldere ogen met de dunne wenkbrauwen, de fijne mond en slanke neus zijn van een bijzondere schoonheid.

Het beeld, uit één stuk eikenhout gesneden, is aan de achterkant uitgehold en de holte zelf is met een gladde, blank eiken plank dicht gemaakt. Het beeld stamt waarschijnlijk uit een Kalkars of Kleefs atelier. De polychromie is voor een belangrijk deel aangebracht door de firma Janssen uit Den Haag. Dit bedrijf verzorgde na de naoorlogse restauratie van Piet van Dongen de polychromering.

Het beeld is in onze kerk terechtgekomen samen met het orgel, dat in 1805 vanuit het door Napoleon opgeheven Dominicanenklooster in Kalkar, door de Bisschop van Aken aan de Venrayse kerk werd toegewezen. Het heeft, samen met de drie engeltjes, die momenteel onder de toren hangen, de verwoesting van de oorlog overleefd.

Levensverhaal

Cecilia, een telg uit een oud Romeins geslacht, stierf de marteldood aan het einde van de tweede eeuw. Al op zeer jonge leeftijd legde zij de gelofte van maagdelijkheid af. De jongeman Valerius hoopte met toestemming van haar ouders met haar te kunnen trouwen en alles werd voor de bruiloft in gereedheid gebracht. Cecilia echter was in gedachte geheel bij haar Heer, waarvoor zij in stilte, begeleid door de klanken van muziekinstrumenten, zong.

Tijdens de huwelijksnacht vertelde zij haar bruidegom, dat zij de gelofte van kuisheid had afgelegd. Zij zei dat zij door een engel beschermd werd, opdat niemand haar zou aanraken op straffe van hemelse toorn. Toen Valerius haar vroeg om hem de engel te tonen, antwoordde zij dat dat mocht nadat hij zich door de paus had laten dopen. Valerius deed dit en zag bij thuiskomst dat een engel rozen bracht aan Cecilia. Dit was voor hem reden om een zeer ijverig christen te worden en zijn broer Tiburtius tot het christendom te bekeren.

Gedrieën verzorgden zij hierna de christenen die leden onder de vervolging. Op bevel van de prefect Almachius werden Valerius en Tiberius gevangen genomen en onthoofd. Cecilia werd later gevangen genomen. Tijdens haar drie dagen durende doodstrijd gaf zij al haar bezittingen aan de armen en stierf tenslotte op 22 november 230. Zij werden begraven in de catacomben en al spoedig vereerd. In de 9e eeuw werden de stoffelijke resten overgebracht naar de kerk St. Cecilia in Trastevere.

Toen men later, in 1599, haar graf opende, vond men haar daarin op haar zij liggend en gehuld in goud. Haar hals vertoonde drie wonden, veroorzaakt door het zwaard van de beul. Haar ene hand vertoonde één en haar andere hand drie duidelijk gestrekte vingers, waarmee zij nog in haar doodsstrijd wilde getuigen dat zij geloofde in de Drie-enige God van de Christenen. (Tijdens de Christenvervolgingen was dit het teken waarmee men aantoonde dat men Christen was). De beroemde beeldhouwer Stefano Maderno heeft haar uitgebeeld in een beroemd levensgroot marmeren beeld precies zoals zij in het graf werd gevonden.

Verering

De feestdag van Cecilia is 22 november; de dag waarop kerkelijke zangkoren vaak hun jaarfeest vieren.

Cecilia wordt vereerd als een voorbeeld van een martelares die uit liefde voor Christus haar gelofte van maagdelijkheid trouw bleef. Hoewel we niet weten of zij muzikaal was of een instrument bespeelde, wordt zij sinds de middeleeuwen vereerd als de patrones van de kerkmuziek. Daarnaast is zij de patrones van de zangers, muziekanten, instrumentmakers, orgelbouwers en dichters.


grote afbeelding
plaats